De gotische kelders onder het Bossche stadhuis werden pas in het begin van deze eeuw herontdekt en uitgegraven. In de jaren 1926 en 1927 werden ze tijdelijk gebruikt als boterhal, daarna stonden ze weer leeg. In 1927 werden radiostedenavonden gehouden. de burgemeester sprak dan over zijn eigen gemeente. In maart was de Bossche burgemeester Frans van Lanschot aan de beurt. Hij sprak zo enthousiast over 's-Hertogenbosch dat er ruim 1.200 Nederlanders aan zijn uitnodiging 'om eens langs te komen' gevolg gaven. En, hij had beloofd hen persoonlijk de stad rond te leiden... Deze luisteraars, in die tijd 'luistervinken' genoemd, kwamen in verschillende groepen aan.
Zondag 12 juni 1927 kwamen de eerste tweehonderd de stad bezoeken. Bij aankomst kregen zij al direct een extra-editie van de Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant uitgereikt, waarin van alles over de stad en haar rijke geschiedenis te lezen was. Om half elf verzamelde iedereen zich bij de Sint-Jan. „En daar komt de burgemeester aan, vroolijk gezicht, een tasch met kijker over den schouder, een fluitje in de hand”, zo meldt de krant ons de volgende dag. Van Lanschot begint met de gotische kerk en met de toren die er eigenlijk niet bij past: „Net zo min als men van een Geldersche merrie een Engelsch renpaard kan maken.
Daarna trok men naar de voormalige boterhal onder het stadhuis. Hier stond een uitgebreide koffiemaaltijd klaar die de Bossche middenstanders en fabrikanten gratis aanboden. Piet Hendriz had het brood gegeven, de soelen kwamen uit het Concertgebouw, kistjes sigaren van de firma Gebroeders Houtman en chocolade van De Gruyter. Cooymans zorgde voor de brandewijn. Iedereen genoot en de stad kreeg op die manier een zeer goede naam buiten de gemeentegrenzen.
Na afloop van de maaltijd volgde een rondleiding door het stadhuis. Daarna stond op de Markt de Patronaatsharmonie van Sint-Cathrien gereed voor een concert. Vevolgens was er tijd om naar de bespeling van de Sint-Jansbeiaard te luisteren of een wandeling door de stad te maken.
Regelmatig keerden de oude luistervinken terug naar 's-Hertogenbosch. Opnieuw wilden zij van de Brabantse koffietafel genieten, maar... moesten worden teleurgesteld. Bakker Piet Hendrix zag brood in het inrichten van de kelders tot een echte stadstaveerne. Koffietafels en Breugheliaanse mmaltijden moesten er worden gereserveerd. Het bier moest uit grote potten worden gedronken en lange pijpen zouden de gasten aangeboden krijgen. Het stadsbestuur was welwillend. Vervolgens moest er hard worden gewerkt en op maandag 29 april 1929 was het zover. De Raadskelder werd door burgemeester Van Lanschot geopend.
De krant besluit haar verslag over de opening met: „En als U me nou een beetje tabak bezorgt - zoo besloot de burgemeester - dan zal ik de eerste zijn die een Gouwenaar opsteekt en dan verklaar ik onder dank aan alle aanwezigen den raadskelder voor geopend.”
|